Gemeente bood ten onrechte korting op bouwgrond bij energieneutraal of levensloopbestendig bouwen
LAND VAN CUIJK – De gemeente Land van Cuijk had geen wettelijke grondslag om kortingen te verlenen op de verkoopprijs van bouwkavels aan particulieren bij duurzaam of levensloopbestendig bouwen. Dat heeft de Raad van State, de hoogste bestuursrechter, bepaald. Daarmee zet de Raad van State een streep door de bijbehorende beleidsregel. Dit kan ook consequenties hebben voor andere gemeenten die een vergelijkbare regeling hanteren.
De uitspraak van de Raad van State is het slotstuk van een zaak gestart door twee inwoners van Mill die in 2020 een bouwkavel van de toenmalige gemeente Mill en Sint Hubert kochten. Zij vroegen korting aan op de grondprijs op basis van de gemeentelijke beleidsregel in kwestie, de Privaatrechtelijke Beleidsregel korting grondprijzen bij nieuwbouw door particulieren. Die regeling beloofde financiële voordelen aan wie energieneutraal of levensloopbestendig bouwde, of woningen voor specifieke doelgroepen (zoals starters) realiseerde. Het gemeentebestuur wees hun aanvragen echter grotendeels af, omdat volgens de beleidsregel niet aan alle voorwaarden was voldaan. De inwoners stapten daarop naar de rechter, die in eerste instantie oordeelde dat de gemeente correct had gehandeld. Vervolgens gingen de twee Millenaren in hoger beroep bij de Raad van State.
Geen wettelijke basis
De Raad van State komt nu tot een ander oordeel dan de Rechtbank Oost-Brabant. Volgens de hoogste bestuursrechter had de gemeente namelijk helemaal geen wettelijke basis om dergelijke kortingen te geven. De regeling waarop het college zich baseerde is volgens de hoogste bestuursrechter immers juridisch geen “wettelijk voorschrift” in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daardoor mocht het college de kortingen niet als subsidie verlenen.
Gevolgen voor andere gemeenten
De Millenaren zelf hebben er weinig aan, want de uitspraak betekent niet dat zij automatisch recht hebben op geld. De uitspraak maakt alleen duidelijk dat de regeling zelf onjuist is toegepast. Dit oordeel van de Raad van State kan gevolgen hebben voor andere gemeenten die vergelijkbare kortingsregelingen gebruiken om duurzaam of betaalbaar bouwen te stimuleren. Gemeenten zullen beter moeten onderbouwen op welke wettelijke grondslag zij zulke kortingen toekennen.